Rasstandaard beschrijving van het Fordenpaard

  • Houdt het Fjordenpaard raszuiver.
  • Gewenste maat tussen 135 en 150 cm.
  • Bewaar de originele kleuren van het ras en de oeraftekeningen. Alle variaties van de geaccepteerde Fjordenpaard kleuren moeten behouden blijven.
  • Witte aftekeningen en witte hoeven zijn ongewenst. (Een kleine kol kan geaccepteerd worden).
  • Het rastype moet bewaard blijven.
  • Klein en welgevormd hoofd, plat voorhoofd. Ogen helder en met een kalme expressie. Rechte of licht gewelfde neusrug. Kleine, met de punt naar voren gerichte en breed uit elkaar geplaatste oren.
  • Omdat het Fjordenpaard tegenwoordig veel gebruikt wordt als rijpony moet de hals iets langer worden en soepeler zijn. De hals moet de juiste vorm hebben met een natuurlijke boog, kenmerkend voor het Fjordenpaard.
  • Het paard moet voldoende diep en breed zijn in de borstomvang en ribbenkas.
  • De schoft moeten goed geplaatst en lang zijn, zodat een goede positie voor het zadel gewaarborgd is en tevens de spieren van schouders en rug een goede aanhechtingsplaats hebben.
  • De rug is matig van lengte als deze dezelfde lengte heeft als de schouder. Rug en lendenen moeten goed bespierd zijn. Vooral de lendenen zijn belangrijk als brug tussen voor- en achterhand en moeten dus extra aandacht krijgen.
  • De overgang tussen de lendenen en de croup moet vlak en regelmatig zijn, de vorm van de achterhand kan varieeren, het is belangrijk dat rug, lendenen en croup met elkaar in harmonie zijn. Een overbouwd paard is niet gewenst.
  • De schenkel en broek moet sterk en goed ontwikkeld zijn en tevens voldoende vlees dragen, ook als het dier van achteren wordt bekeken moet dit er zo uitzien.
  • Het spronggewricht moet goed ontwikkeld en goed gesteld zijn. De sprong moet groot zijn in verhouding tot het paard, breed en diep met een goed gemarkeerde punt. Smalle, onderontwikkelde en te rechte spronggewrichten zijn niet gewenst. Reebenen zijn ongewenst in de fokkerij terwijl piephakken niet erfelijk zijn en vroeger vaker voorkwamen.
    De criteria voor goede spronggewrichten zijn dezelfde als bij andere rassen.
  • Bij het pijpbeen wordt gekeken naar de lengte, omvang en grootte. De pezen moeten duidelijk afgetekend zijn en alle benen en gewrichten moeten droog en zonder schiefels zijn. Een kort breed pijpbeen is gewenst en de voorknie moet lang, plat en welgevormd zijn. Gewrichten en botten en pezen moeten groot, stevig en vrij van ontsierende gebreken zijn. Schiefels kunnen worden veroorzaakt door een klap of stoot maar kunnen ook erfelijk zijn.
  • De koten moeten iets langer zijn dan de lengte van een normale hoefwand, (van voren bekeken). Voor het tegenwoordige gebruik van het Fjordenpaard is een iets langere koot gewenst, maar deze mag nooit een weke stand vertonen. De verhouding tussen romp en benen moet harmonisch zijn.
  • Wat betreft de hoeven moet men bij het beoordelen voorzichtig zijn. Het is moeilijk te zeggen of een slechte vorm van de hoef een erfelijk gebrek is, of te wijten aan een onbekwame hoefsmid. Men moet beoordelen wat men ziet.
  • De kwaliteit en vorm van de hoeven is vooruitgegaan maar er is nog steeds ruimte voor verbetering. Een smalle hoef is niet ongewoon bij een Fjordenpaard. De hoef is dan in verhouding van onderen te smal t.o.v. omvang bij de kroonrand, de straal is minder goed geconstrueerd en de verzenen kunnen wat verticaal zijn. Dit is uiteraard ongewenst.
  • Het Fjordenpaard moet een goed temperament bezitten om veilig bereden en aangespannen te worden. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van de wijze waarop het dier behandeld is, zodat dit moeilijk te beoordelen is. Een slecht karakter bij een paard moet niet verward worden met de levendigheid van een jong paard.
  • De gangen van het paard moet goed in balans lopen met een goede takt en een goede voorwaartse stuwkracht. Het Fjordenpaard moet vrij vlak en ruim en niet kort of nauw bewegen. Overdreven verheven bewegingen zijn niet gewenst. De galop moet uitgebalanceerd zijn met voldoende ruimte in de sprong.