DOEL VAN DIT THEORIEBOEK.
Een belangrijke activiteit bij het Fjordenpaardenstamboek is het zogenaamde Vaardigheidssysteem. Hiermee wordt bedoeld dat een combinatie van ruiter(menner) en paard door middel van het afleggen van een vaardigheidsproef aan de jury laten zien dat zij de onderdelen die gevraagd worden “onder de knie” heeft.
Behalve het afleggen van een praktische proef moet de ruiter ook kennis hebben van het omgaan met het paard. De verenigin vindt het belangrijk dat ruiters op de hoogte zijn van het functioneren van het paard en dit ook kunnen vertellen.
Voor de verschillende niveau’s in o.a. de disciplines dressuur, springen en mennen zijn proeven opgesteld die worden afgelegd. Ook het theoretisch examen is gekoppeld aan het niveau waarin de ruiter de proef aflegt.
Voor de B- kandidaten dressuur, springen en mennen heeft de kennis betrekking op:
* kennis van het exterieur van het paard
* kennis van het harnachement
Voor de L- kandidaten dressuur, springen en mennen geldt de volgende leerstof
* alle leerstof van klasse B
* kennis van skelet en spieren van het paard
* enige kennis van de omgang met en verzorging van het paard
* enige kennis van de voeding van het paard
* enige kennis van de meest voorkomende ziekten
* enige kennis van giftige planten
Voor de M- en Z- kandidaten dressuur, springen en mennen geldt de volgende leerstof
* alle bovengenoemde onderwerpen
* het desbetreffende hoofdstuk van Dressuur/ Springen/ Mennen.
* kennis van het wedstrijdreglement dressuur en/of springen en/of mennen.
Bij het afleggen van elke vaardigheidsproef dressuur, springen en mennen wordt er ook theorie afgenomen (met uitzondering van dressuur klasse A).
Voor nadere details van het afleggen van de vaardigheidsproeven wordt verwezen naar het geldende Wedstrijdreglement van Fjordsport.
Het nieuwe theorieboek is in de maak en wordt in het voorjaar van 2019 verwacht, zijn een aantal onderwerpen die met het omgaan met het paard te maken hebben verzameld. De handleiding is zeker niet compleet. Dat is ook niet de bedoeling geweest. Alleen die onderwerpen die voor een goede omgang met het het paard van belang zijn, worden behandeld.
Aandacht wordt daarbij hoofdzakelijk besteed aan dressuur, springen en mennen.
Voor meer informatie kun je terecht in de bibliotheek, de boekenwinkel of op internet. En natuurlijk bij jouw instructeur.
Theorie voorbeeldvragen
Dit is een greep uit de vragen die gesteld kunnen worden.
B dressuur, B springen en B mennen
L dressuur, L springen en L mennen
M/Z dressuur, M/Z springen en M/Z mennen en het wedstrijdreglement
EXTERIEUR PAARD
B Welk gedeelte van het paardenlichaam noemen we de voorhand?
B Noem de delen van de voorhand en wijs ze aan?
B Weet je wat men onder de profiellijn verstaat?
B Welk deel van de paard heet de middenhand?
B Noem de delen van de middenhand en wijs ze aan?
B Welk deel van de paard noemt men de achterhand?
B Noem de delen van de achterhand en wijs ze aan?
B Noem de verschillende delen van de hoef en wijs ze aan?
B Hoeveel ribben heeft een paard?
B Heeft een paard een elleboog?
B Waar wordt de stokmaat gemeten?
B Weet jij waar het spronggewricht zit?
B Weet jij waar de knie zit?
B Waaraan kan je zien hoe oud een paard is?
L Uit hoeveel botten bestaat het skelet van een paard?
L Welke functie heeft het skelet? Noem er twee
L Wat is de functie van de ribbenkast?
L Welk gedeelte van het skelet is het minste ondersteunt?
L Geef de benaming aan in de juiste volgorde van de wervelkolom van je paard beginnen bij het hoofd, tot aan de staart.
L Wanneer is een paard aftands en wat is dat.
L Wat is een andere benaming voor handwortelgewricht?
L Wat is een andere benaming voor de manen, staart en vetlok?
L Uit welke zes onderdelen bestaat het signalement?
L Wat is de profiellijn?
L Hoe heet het tandloze gedeelte in de mond van het paard?
L Op welke leeftijd is een mannelijk en een vrouwelijk paard vruchtbaar?
L Wat weegt een fjord gemiddeld?
L Hoeveel tanden heeft een paard?
L Wat zijn de aftekeningen van een fjord? Noem er drie.
L Op welke leeftijd begint een paard met het wisselen van zijn tanden?
L Geef het wisselproces aan van de tanden van je paard.
L Welk gedeelte van het skelet is het minste ondersteunt?
HET HARNACHEMENT.
B Noem de onderdelen van het zadel?
B Wat zijn “stoten”? Wijs ze aan!
B Waarvoor dient de beugelhaak?
B Wat is de “kamer” van het zadel? Waarvoor dient hij?
B Waarom mag het zadel niet op schoft van de paard liggen?
B Waarom moet het zadel recht liggen en niet achterover of voorover hellen?
B Uit welke onderdelen bestaat het trenshoofdstel?
B Wat is een passant en waarvoor dient hij?
B Wat is het verschil tussen een engelse neusriem en een africhtingsneusriem?
B Hoe vast wordt de keelriem gegespt?
B Waarom mag de frontriem niet te klein zijn?
B Waarvoor dient het borsttuig of het voortuig?
B Waarvoor dient de staartriem?
B Wanneer is het hoofdstel passend?
B Wanneer is het zadel passend?
B Welk onderhoud pleeg je aan het zadel en hoofdstel?
B Hoe strak moet de neusriem?
B Hoe strak moet de keelriem?
B Noem 3 onderdelen van je zadel?
B Waaraan moet een goed passend zadel voldoen? Noem er drie.
L Waaraan moet een goed passend hoofdstel voldoen? Noem er drie.
L Waaraan bepaal je wat voor een bit je gebruikt tijdens het rijden? Noem er drie.
SIGNALEMENT.
B Hoe meet men de schofthoogte van de paard?
B Ook enkele op de benen?
B Weet je wat een “aalstreep“ is?
L Weet je wat het woord STAMBOEK betekent?
OMGANG, VOEDING EN VERZORGING.
B Een paard is een kuddedier. Wat betekent dat?
B Hoe benader je het paard?
B Hoe leid je een paard?
B Welk ‘gereedschap” heb je nodig bij het poetsen van het paard?
B Waar begin je mee bij het poetsen?
B Hoe verzorg je de hoeven van het paard?
B Wat doe je als de paard erg bezweet is?
B Hoe verzorg je de stal van de paard?
B Geef je je paard volop te drinken, als je van het rijden thuiskomt?
B Wat doe je aan de verzorging na het rijden?
B Wat moet je altijd doen als je de paardenstal in wilt gaan?
B Geef drie redenen waarom het opstappen met een opstapblok positief is.
L Wat doel je paard als het staat te weven?
L Wat is flemen?
L Wat is een praam en hoe werkt deze?
B Waarom kan je het paard in de winter scheren?
L Hoe worden paarden op een wedstrijd geïdentificeerd?
L Vertel iets over de voeding van de paard?
L Noem enkele ruwvoeders?
L Noem enkele krachtvoermiddelen?
L Waarop moet je letten bij het geven van water?
L Noem enkele vitamines?
L Waarom draagt een paard hoefijzers? Noem twee redenen
L Welke boom met naalden is erg giftig voor paarden?
L Hoeveel liter water drinkt een paard gemiddeld?
L Noem 4 dingen die een paard lekker vindt en vermeld op dit wel of niet gezond is.
L Waarom moet je je paard poetsen, noem 3 redenen.?
L Noem drie soorten krachtvoer en ruwvoer? Geef aan welke zeker geschikt zijn voor een fjordenpaard.
L Waarom is het goed om je paard zijn eten over meerder voerbeurten per dag te verdelen? Noem er drie.
L Waar dien je met het voeren rekeningen mee te houden? Noem er drie.
L Waar dien je rekening mee te houden bij het water geven van het paard? Noem er drie.
L Vanaf welke leeftijd is een mannelijk paard vruchtbaar?
L Vanaf welke leeftijd is een vrouwelijk paard vruchtbaar?
GEZONDHEID & ZIEKTEN.
L Weet je wat dampigheid betekent?
L Wat weet je van droes?
L Influenza is?
L Koliek is een ernstige vorm van ?
L Wat is kribbenbijten?
L Wat is luchtzuigen?
L Wat is weven?
L Weet je wat maandagziekte betekent?
L Tetanus is ….?
L Wat betekent het woord rotstraal?
L wat is mok?
L Noem min 3 redenen welke invloed hebben op de hartslag per minuut naast het werken met een paard?
L Weet jij waar het hart van een paard zit?
L Noem drie giftige planten/bomen?
L Hoe vaak moet je een paard ontwormen?
L Waar wordt een paard elk jaar tegen geënt?
L Wat is koliek en wat moet je doen?
L Waar kan je de ademhaling tellen? Noem er twee.
L Waar meet je de temperatuur van je paard? En waarom?
L Noem min. vier gezondheidskenmerken van je paard.
L Noem drie redenen waarom je een paardentandarts laat komen?
M Waarom dient er rekening gehouden te worden met de inzet (zie reglement) van het paard? Noem er drie.
M Welke twee verschillende soorten van conditie hebben we en hoe kan je de conditie van je paard verbeteren? Noem 3 manieren.
M Hoe merk je dat je paard wisselt en wat zie je ervan? Welke afwijkingen kan een paard aan zijn gebit hebben noem min. 3 afwijkingen, en heb je daar last van met het bepalen van de leeftijd?
M Noem twee harde en twee zachte beengebreken en beschrijf de plaats van dit gebrek.
M Welke afwijkingen aan de stand van het voorbeen kent je?
M De voorknie van het paard is te vergelijken met ons (welk gewricht).
M Welke afwijkende standen aan het achterbeen kent U?
M Waarom is de kwaliteit van de hoeven zeer belangrijk voor het paard.
M Welke afwijkende hoefvormen kent U?
M Waardoor kunnen horizontale groeiringen in de hoef van een paard ontstaan?
M Noem alle gezondheidskenmerken van een paard die je in de wedstrijdring verwacht.
M Hoe kan hoefbevangenheid ontstaan, en hoe kan de hoef veranderen?
M Noem min 3 redenen welke invloed hebben op de hartslag per minuut naast het werken met een paard?
RIJTECHNISCHE ONDERDELEN
B Hoe groot is een grote volte? En een volte halve baan? En een volte?
B Op welke manieren kun je van hand veranderen?
B Op welk been moet je (altijd) lichtrijden?
B Op welk been moet je licht rijden als je op de linkerhand draaft?
B Welke drie gangen ken je?
L De stap is een ….takt gang.
L De draf is een ….takt gang.
L De galop is een …. takt gang.
L Wat is halsstrekken?
L Wat versta je onder Vrije stap?
L Wat versta je onder middendraf?
L Welke punten zijn van belang bij het halthouden. Noem er min. drie.
L Wat is het verschil tussen hals stekken en vrije stap.
L Wat is de loodlijn?
L Wanneer stapt een paard in?
L Waar zit de “motor” van je paard?
L Wat is stelling?
L Waaruit bestaat je warming up, waar begin je dan mee en waarom?
L Wat is een progressieve overgang?
L Wat is impuls?
M Noem vier elementen welke van belang zijn bij het halthouden.
M Noem vier elementen welke van het belang zijn tijdens het halsstrekken
M Noem vier elementen welke van belang zijn tijdens het in aanleuning gaande paard.
M Noem drie oefeningen welke de lenigheid van je paard bevorderen.
M Noem drie doelen voor het longeren van je paard?
M Wat is telgang?
M Noem drie oefeningen welke de lenigheid van je paard bevorderen.
M Wat zijn de kenmerken van een goede stap?
M Leg de volgende beenhulpen uit een geef een voorbeeld?
A. Voorwaartse
B. Voorwaarts-zijwaartse
C. Begrensende
M Beschrijf de hulpen van het rijden van schoudervoor?
Springen
B Wat is verlichte zit
B Noem de drie fase van het springen over een hindernis?
B Waarom moet je in de verlichte zit tijdens het springen van een hindernis?
B Noem enkele voorbeelden van grondwerk voorafgaande aan het springen?
B Waarvoor dient een grondbalk.
B Beschrijf de houding van de verlichte zit.
B Wat is belangrijk bij het aanrijden van een hindernis.
B Wat zijn cavalettie?
B Waarvoor gebruik je deze cavaletties?
ALGEMENE KENNIS:
B Hoe zijn de afmetingen van de dressuurring voor de B, L en M-dressuur? Noem ook de letters en hun plaats in de ring?
B Hoe groet je?
L Welke hulpen gebruik je als ruiter/amazone als je op de paard zit?
L Welke dressuurklassen ken je?
L Welke springklassen ken je?
L Wanneer mag je sporen gebruiken bij dressuur en springen?
L Wanneer mag je een rij zweep en/of karwats gebruiken?
L Wanneer mag je sporen en zweep/karwats gebruiken?
L Wat is een identificatie controle van een paard?
L Welke documenten moet je op een wedstrijd altijd bij je hebben?
L Wat is een chip? En waar zit het?
L Wat is een paardenpaspoort en wat staat er in?
L Welke soort sporen mag je dragen?
L Hoe lang mag de dressuurzweep zijn?
L En wat is de lengte van een karwats?
L Welke trens is toegestaan bij de dressuur?( B,L en M).
L En welke bij het springen?( B,L en M)
L Noem enkele aftekeningen die aan het paardenbeen kunnen voorkomen en welke niet wenselijk zijn bij een fjordenpaard.
M Welke neusriemen zijn toegestaan?
M Welke martingaal mag de paard bij het springen dragen?
M Hoe ziet het wedstrijdtenue er uit?
M Waar let de jury op bij het beoordelen van de wijze van rijden bij het springen
MENNEN.
1. Welke twee groepen tuigen zijn er?
2. Hoe kunnen deze groepen onderverdeeld worden?
3. Een goed passend tuig voorkomt ….
4. Uit welk onderdeel bestaat het hoofdstel (zie tekening).
5. Uit welk onderdeel bestaat het bit?
6. Welke soorten bitten zijn er?
7. Uit welke onderdelen bestaat het borsttuig; zie tekening?
8. Welke onderdelen kent het gareeltuig (zie tekening)?
9. Welke 2 soorten rijtuigen kent u?
10. Omschrijf het begrip aanspanning.
11. Wat verstaat men onder leidselvoering?
12. Bij het mennen is het belangrijk dat de leidselvoering…
13. Welke hulpen kent u? Licht ze toe.
14. U maakt een rit. Welke uitrusting hebt u in het rijtuig bij u?
15. Wat is bij het mennen de binnenkant? En wat de buitenkant?
16. Wat is van dehand? En bijdehand?
17. Wanneer heeft het paard de juiste buiging en stelling?