Het fjordenpaard bezit een verschillend aantal “dun” kleuren. Dezelfde soort kleur als de wilde paarden van centraal Azië, het Prezwalski en de Tarpan, het Europese wilde paard. Deze kleur is ook wel wildkleur genoemd.

De 5 fjorden kleuren

De basiskleuren van deze wildkleur zijn bruinvaal, roodvaal en grijsvaal. Daarnaast zijn “Ulsdun” en “geeldun” ook voorkomende kleuren binnen het ras. Op de vergadering van het Noorse Fjordenpaardenstamboek in 1980 is besloten dat deze vijf kleuren zullen worden erkent als de typische kleuren van het fjordenpaard. Deze beslissing is ondersteund door wetenschappelijke feiten.

In sommige landen heerst verwarring over de typische erkende kleuren van het fjordenpaard en over de correcte termen voor deze kleuren. In het moederland van het ras, Noorwegen, zijn de namen door de jaren heen bevestigd. Deze namen zijn officieël sinds 1922. Het zou ongetwijfeld een goed idee zijn als deze noorse termen in alle landen waar fjordenpaarden zijn gebruikt zouden worden, hetzij direct of anders gekoppeld aan de eigen termen van de betreffende landen.

Eén van de karakteristieke kenmerken van het fjordenpaard is wel de haarkleur. Deze kleur staat bekend onder de naam isabel of wildkleur. In het Noors “blakke” genoemd.

Bij deze kleur horen bepaalde aftekeningen: de kuif, manen en staart een donker middenstuk met aan beide zijden lichte óf witte haren. De aalstreep loopt van de manen over de rug naar de staart. Soms komt het voor dat donkere dwarsstrepen in de manen, op de schouders maar ook op de kaak aanwezig zijn. Aan de benen zien we zebrastrepen, zowel aan de voor- als de achterbenen. Ook de bekende grijze neus, of meelsnuit ziet men graag bij de fjord. Ook donker gewolkte voorbenen zijn ook één van de bijzondere aftekeningen die een fjord kan hebben.

Op de vergadering van het Noorse Stamboek in 1980 is besloten dat alleen deze kleuren zullen worden erkent als de typische kleuren van het fjordenpaard. Deze beslissing is ondersteund door wetenschappelijke feiten. Deze verschillende kleuren zullen we nader toelichten:

 

Brunblakk

Galant 311 (v. Gandalf m. Riga mv. Kim Hero)

Het “brunblakk”, bruinvaal, is de meest voorkomende kleur. Het komt voor in lichtere en donkere variaties.

De kleur van het lichaam is vaal geelbruin, hetgeen kan varieren tussen roomkleurig tot bijna bruin.
De “midtstol” (de donkere streep haar in het midden van de manen), de “halefjaer”
(donkere haren in het midden van de staart) zijn zwart of donker bruin. De lichtere paarden hebben een witte kuif en witte haren aan de buitenkanten van de manen.Bij donkere exemplaren zijn deze haren eveneens wat donker gekleurd.

Ook wel isabel genoemd of wildkleur bruin. Deze kleur komt het meeste voor. Kleine witte aftekeningen op het hoofd komen wel eens voor, maar zijn niet gewenst.

 

Rodblakk

Neral (v. Gio m. Sherala mv. Stording)

Bij het “rodblakk”, roodvaal, is de lichaamskleur vaal roodgeel, en komt ook voor in verschillende tinten van licht tot donker. In sommige gevallen is het moeilijk verschil te zien tussen bruin of roodvaal.Bij de roodvale is de midtstol en halefjaer rood of roodbruin van kleur, donkerder van kleur dan de lichaamskleur, maar nooit zwart. Manen en staart zijn meestal vrij licht en bij de lichtere types

roodvaal zijn deze vaak geheel wit.  Als veulen zijn de hoeven van deze paarden vaak wit, maar de hoeven worden vaak donkerder alsde paarden ouder worden. Bij de roodvale is de kuif en aalstreep rood of roodbruin van kleur. Wel donkerder van kleur dan de lichaamskleur, maar nooit zwart. Manen en staart zijn meestal vrij licht en bij lichter gekleurde types soms wel wit. Bij deze kleur komt het voor dat de paarden witte hoeven hebben en een kleine witte aftekening op het hoofd komt ook voor. In Nederland zijn er hengsten die deze kleur kunnen vererven, namelijk Topas, Hermansen, Gio en Anton.

 

Gråblakk

Olaf (v. Jelte m. Ikeunita mv. Kventin)

De grijsvale, “grå” kleurige paarden hebben een lichaamskleur die varieert van licht zilvergrijs tot diep donkergrijs. “Midtstol”, aalstreep en “halefjaer” zijn donkerder dan de lichaamskleur. De voorlok en de neus zijn zaak donker in contrast met de lichaamskleur. Bij de donkere dieren kunnen manen en staart erg donker zijn. Als voor deze kleur hetzelfde patroon gebruikt zou worden als bij de andere kleuren zou de naam zwartvaal moeten zijn, maar deze naam wordt nooit gebruikt.

Maantop, aalstreep en staart zijn donkerder dan de lichaamskleur. De maantop en de neus zijn vaak donker in contrast met de lichaamskleur. Witte aftekeningen komen bij deze kleur zelden voor. Deze kleur ziet men steeds minder, maar komt in Nederland gelukkig nog wel voor. Er zijn ook hengsten die deze kleur kunnen vererven, namelijk Kventin, Zortin, Orsta, Arin, Vedor en Briggen.

 

Ulsblakk

Solar van den Bosdries (v. Alm Glimt m. Eïtske van den Bosdries mv. Haugguten)

“Ulsblakk” is een onderdeel van de bruinvale kleur, welke veroorzaakt wordt door een factor in de genen welke de productie van pigment reduceert, de zogenoemde verdunnende factor.
De kleur van het lichaam is bijna wit of roomwit. “midtstol, aalstreep en “halefjaer” zijn zwart of grijs. Manen en staart zijn een tint lichter dan de lichaamskleur.De aalstreep van deze paarden is zwart en de lichaamskleur is vuilwit tot geelachtig wit. Hermansen en Topas kunnen deze kleuren vererven. In Nederland hebben we een bekende ruin met de ulsblakke kleur, namelijk Heino vd Meesdal

 

Gulblakk

Jakobsgardens Junar (v. Lille Ulrik m. Jakobgardens Juni mv. Rudsmo Ruben)

“Gulblakk”, geelvaal, is de minst voorkomende fjordenpaardenkleur. Het is een variatie van de roodvale kleur, die veroorzaakt wordt door dezelfde verdunnende factor als bij het Ulsblakk. De kleur van het lichaam is hierbij roomkleurig , “midtstol”, aalstreep en “halefjaer” zijn een donkerder tint roomwit. Voorlok, manen en staart kunnen geheel wit zijn en bij zulke dieren kan de aalstreep onduidelijk te zien zijn. Wordt ook wel wildkleur isabel genoemd. In Nederland komen (nog) geen gul blakke paarden voor.

 

 

 

 

 

 

Bij het bestuderen van het stamboek kan als feit worden gesteld dat een witte aftekening op het voorhoofd al voorkomt sinds er boeken zijn bijgehouden van de dieren. De witte aftekeningen zijn erfelijk in een recessieve manier. Dit betekent dat de genen hiervoor kunnen worden gedragen zonder dat dit te zien is, en dat beide ouders deze genen in zich moeten hebben om het bij het nageslacht zichtbaar te maken.

De beroemde hengst Rosendalsborken, geboren in 1863 had een vader waarvan bekend was dat hij een kol had. Hetzelfde merkteken had de hengst Håkon, geboren in 1877, van wie geschreven werd dat hij een prachtig paard was en een typisch voorbeeld van het ras. Daarom kan niet gezegd worden dat een kol niet typisch is voor het ras.

Andere witte merktekens zijn niet gewenst. Bij de vergadering van de Noorse fjordenpaarden vereniging in 1982 is afgesproken dat hengsten en ruinen met andere witte aftekeningen dan een kleine kol niet geprimeerd mogen worden. Dezelfde regel geldt voor de merries.

Vroeger zag men hoofdzakelijk de isabel kleurige paarden en een enkele gra-kleurige of rodblakke. Tegenwoordig is men heel erg bezig met kleurfokkerij. Welke hengst of merrie geeft die specifieke kleur en welke combinatie geeft de grootste kans op die specifieke kleur?! Men bijt zich vast op een bepaalde kleur en men maakt daar ook hele studies over. Belangrijk om te vermelden is dat een goed fjordenpaard fokken het belangrijkste doel zou moeten zijn en de kleur van dat goede paard is maar bijzaak.

Soms kan het moeilijk zijn te zien welke kleur een veulen zal krijgen, vooral voordat het de eerste maal heeft verhaard. De eenvoudigste manier om dit te zien is door te kijken naar de kleur van de “midstol”, aalstreep en “Halefjaer”.
Soms hebben zelfs volwassen fjordenpaarden een ondefineerbare kleur, of een kleur die wisselt per jaargetijde, of bij het verharen. Hun zomervacht lijkt Ulsdun maar hun wintervacht nijgt meer naar bruin dun. Een voorbeeld hiervan wordt gegeven door de vroegere inspecteur van de fjordenpaarden J.Loen, n.l. de hengst Solungen 882. Deze hengst was volgens zijn fonotype bruindun maar volgens zijn genotype was hij ulsdun. Als hij een bruin-dun merrie dekte kreeg hij vaak ulsdun veulens.

Witte of lichter getinte merktekens komen vrij zelden voor bij een fjordenpaard. Bij het bestuderen van het stamboek kan als feit worden gesteld dat een witte kol op het voorhoofd al voorkomt sinds er boeken zijn bijgehouden van de dieren. De witte aftekeningen zijn erfelijk in een resensieve manier. Dit betekent dat de genen hiervoor kunnen worden gedragen zonder dat dit te zien is, en dat beide ouders deze genen in zich moeten hebben om het bij het nageslacht zichtbaar te maken.

De beroemde hengst Rosendalsborken I 8, geboren in 1863 had een vader waarvan bekend was dat hij een witte kol had. Het zelfde merkteken had de hengst Håkon 60, geboren 1877, van wie geschreven werd dat hij een prachtig paard was en een typisch voorbeeld van het ras. Daarom kan niet gezegt worden dat een witte kol niet typisch is voor het ras.
Andere witte merktekens zijn niet gewenst. Bij de vergadering van de Noorse fjordenpaarden vereniging in 1982 is afgesproken dat hengsten en ruinen met andere witte aftekeningen dan een kleine witte kol niet geprimeerd mogen worden. Dezelfde regel geldt voor de merries.

De verschillende soorten verdunde kleuren varieeren in aantal binnen de populatie van de fjordenpaarden door de tijden heen. Bij de eerste registratie van de fjordenpaarden in het noorse stamboek was ulsdun de dominante kleur. Deze kleur werd toen ook wel “borket” genoemd. Ulsdun werd toen vaak verkeerd gebruikt aangezien niemand precies wist hoe de verschillende kleuren werden vererft. Ulsdun werd gekruist met ulsdun met als resultaat soms witte veulens met maanogen. De bruinvale kleur werd later erg populair, speciaal de lichtere tinten. Dit is op dit moment de dominerende kleur.

De uitbreiding van deze kleur kan ook komen doordat de kleur van de meest populaire en meest gebruikte hengsten bruin-vaal was. Aan de andere kant zou het ook zo kunnen zijn dat deze hengsten juist zo populair waren/zijn door hun kleur. Wisselende modebeelden zijn altijd ook een grote factor geweest.
Tegenwoordig is er interesse voor het laten voorbestaan van alle vijf verdunde kleuren.

Kleuren in procenten van geregistreerde fjordenhengsten;geb.jaar aantal bruin rood grå uls geel ander/onbekend 1857-79 102 27,4 – 1 48 – 23,6 1900-09 179 65,9 0,6 3,4 19,6 – 10,5 1930-39 252 89,7 0,4 1,6 8,3 – – 1960-69 95 95,8 – 4,2 – – – 1990-92 41 85,4 2,4 9,8 2,4 – –

kleuren in procenten van geregistreerde fjordenmerries;

geb.jaar aantal bruin rood grå uls geel ander/onbekend 1860-79 62 30,7 4,8 1,6 46,8 - 16,1 1900-09 512 62,7 2,9 3,7 20,9 0,2 9,6 1930-39 4363 83,6 4,2 1,7 9,5 0,5 0,5

registratiejaar;

1965-70 539 90,5 4,6 1,7 2,6 0,6 - 1980-85 714 88,2 5,6 3,7 2,1 0,4 -

Bij het bekijken van de hengsten is er ongetwijfeld een kleurselectie geweest voor het registreren aangezien eigenaren hun hengsten niet naar een show brachten als zij dachten dat het dier de “verkeerde” kleur had. Dit uitte zich vooral in vroegere tijden waar bijvoorbeeld het rood-vaal niet erg populair was. De percentages van de merries geven een redelijker beeld van de werkelijke kleurverhouding binnen de populatie.

De vererving van de kleuren.

In dit deel zullen de gebruikelijke internationale termen worden gebruikt. Als factor voor de vaal (wild)kleur is de Z gebruikt zoals B.Furugren ook heeft gedaan. De verschillende genotypes zijn gekarakteriseerd door vroegere inspecteur van de fjordenpaarden J.Loen in zijn wetenschappelijke studies in de jaren 1929 tot 1938.

A(H) - gen voor begrenzen (verspreiden ) van zwart B(G) - gen voor zwart C(F) - gen (basis factor) voor kleur cCr( f) - gen voor verdunnen van kleur (albino factor) Z (E) - gen voor de wildkleur (verbleekings factor)

Het gen voor het verdunnen is de factor welke de variaties geeft binnen het uls-dun en het geel-dun. Het dan ook voorkomen in de genen van grijze paarden.
Bij een genenpaar van cCr x cCr geeft dit witte paarden met maanogen. Deze paarden hebben lichtblauwe ogen en zijn daardoor niet werkelijk albino’s. In het dagelijkse taalgebruik worden deze paarden echter wel albino genoemd en deze term word hier ook gebruikt.

Genotypes van bruin-vaal

  1. AA BB CC ZZ
    paarden van dit genotype welke gekruist worden met rood-vale of bruin-vale paarden
    geven alleen bruinvale nakomelingen. Als ze worden gekruist met Grå-kleurige, uls-dun of
    geel-vale dan kunnen de nakomelingen bruin-vaal en uls-dun zijn.
  2. AA Bb CC ZZ
    Paarden van dit genotype welke worden gekruist met bruin en roodvale kunnen bruin en
    roodvale nakomelingen krijgen. Gekruist met grå-kleurige,uls en geelduns geeft dit bruin,rood,geel en ulsvale nakomelingen.
  3. Aa BB CC ZZ
    Paarden van dit genotype welke worden gekruist met bruin en roodvale kunnen bruinvale
    en grå-kleurige nakomelingen krijgen. Gekruist met grå,uls en geelvaal kunnen de nakomelingen bruin, grå en ulsvaal zijn.
  4. Aa Bb CC ZZ
    Paarden met dit genotype welke gekruist worden met bruin- en roodvale kunnen bruinvale roodvale of grå-kleurige paarden geven. Gekruist met grå-kleurige, ulsen geelvale geeft
    het resultaat bruin, rood,uls en geelvale nakomelingen evenals gråkleurige.

Genotypes van de roodvale.

  1. AA bb CC ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruin-vale, kunnen bruin-en roodvale nakomelingen geven. Gekruist met gråkleurige of ulsvale paarden kunnen
    nakomelingen geven die bruin, rood, uls, of geelvaal zijn.
  2. Aa bb CC ZZ
    Paarden met dit genotype gekruist met bruin-vale geven bruin-vale, roodvale en
    grå-kleurige nakomelingen. Gekruist met grå- en ulsvale geeft dit bruin-vale, rood-vale
    grå-kleurige ulsvale en geelvale nakomelingen.
  3. aa bb CC ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruin-vale geeft bruin-vale, roodvale en grå- kleurige nakomelingen. Gekruist met grå kunnen de nakomelingen rood- geelvaal of
    grå-kleurig zijn. Gekruist met uls-duns is de mogelijkheid bruinvaal, roodvaal, uls of geelvaal of grå-kleurig.

Genotypes van de grå-kleurige

  1. aa BB CC ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruin en rood-vale kunnen bruin-vale en grå-
    kleurige paarden geven. Gekruist met grå kan alleen grå geven. Gekruist met uls- en
    geelvaal kan bruin-vaal, grå of ulsvaal geven.
  2. aa Bb CC ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruinvale en roodvale geven bruinvale, roodvale en
    gråkleurige nakomelingen. Gekruist met grå geeft rood,geelvaal en grå. Gekruist met
    uls en geelvaal geeft bruinvaal, roodvaal, geelvaal, ulsvaal en grå.
  3. aa BB CCcr ZZ
    Paarden met dit genotype gekruist met bruin en roodvale geeft bruinvaal, ulsvaal of grå.
    Gekruist met grå geeft dit grå of albino. Gekruist met ulsvaal of geelvaal geeft dit bruinvaal, grå, ulsvaal , geelvaal of albino.
  4. aa Bb CCcr ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruin of roodvale geeft bruin of roodvale, grå,
    ulsvaal of geelvaal. Gekruist met grå geeft dit roodvaal, grå, geelvaal en albino.
    Gekruist met uls en geelvale geeft dit bruinvaal, roodvaal, grå, ulsvaal , geelvaal en
    albino.

Genotypes van de Ulsvale

Over het algemeen zullen ulsvale gekruist met ulsvale en geelvale voor 25 % wit met maanogen geven in de volksmond albino genaamd. Hetzelfde komt voor als ulsdun wordt gekruist met gråkleurige van het genotype 3 en 4.

  1. AA BB CCcr ZZ
    Paarden met dit genotype gekruist met bruinvale en roodvale geeft bruinvale en
    ulsvale. Gekruist met grå-kleurige, uls en geelvale geeft dit bruinvaal, ulsvaal en albino.
  2. AA Bb CCcr ZZ
    Paarden met dit genotype gekruist met bruinvale, en roodvale geeft bruinvale, roodvale
    ulsvale en geelvale. Gekruist met gråkleurige , ulsvale en geelvale geeft dit bruinvale
    roodvale, ulsvale, geelvale en albino.
  3. Aa BB CCcr ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruin en roodvale geeft bruinvaal, grå en ulsvaal.
    Gekruist met grå, uls en geelvaal geeft dit bruinvaal, grå, ulsvaal en albino.
  4. Aa Bb CCcr ZZ
    Paarden van dit genotype gekruist met bruin en roodvaal, geeft bruinvaal, roodvaal
    grå, uls en geelvaal. Gekruist met grå, uls en geelvaal geeft dit bruinvaal, roodvaal,
    uls en geelvaal, grå en albino.

Genotypes van geelvaal

Alle drie genotypes van geelvaal gekruist met roodvaal geeft rood of geelvaal. Gekruist met geelvaal geven alle drie de types roodvaal (25%), geelvaal (50%) of albino (25 %)

  1. AA bb CCcr ZZ
    Paarden met dit genotype gekruist met bruinvale geven bruin,rood, uls en geelvale.
    Gekruist met grå en ulsvale geeft dit bruin, rood, uls en geelvaal en ook albino
  2. Aa bb CCcr ZZ
    Paarden met dit genotype, gekruist met bruinvale geeft bruinvaal, roodvaal, grå, uls en geelvaal.
  3. aa bb CC ZZ
    Paarden met dit genotype gekruist met bruinvale geeft bruinvaal, roodvaal, en grå.
    Gekruist met grå geeft dit roodvaal, geelvaal of grå. Gekruist met ulsdun geeft dit bruinvaal, roodvaal ,grå, ulsvaal of geelvaal.

Fenotype – Genotype

Van alleen het uiterlijk van een paard (fenotype) is het onmogelijk te zien welk genotype m.b.t.de kleur het dier heeft. Bij het bestuderen van de afstammingsgegevens en de kleuren van zijn voorvaderen kan meer duidelijkheid worden verkregen over het genotype dat een
bepaald paard kan hebben. Alleen bij het bekijken van de kleuren van het nageslacht kan
met zekerheid worden bekeken welk genotype het dier heeft.

Literatuur;

S.Berge; Hestefargenes genetikk
B.Furugren; Hastfargernas
Katalog over Landsutstilling for hingster
O.Karstad; Fjordhesten
J.Loen; Fargenedarvinga hos Vestlandshesten
Tatt inn i stambok over Vestlandhesten
J.Nordang; Hestealet på Vestlandet i nyare tid.
Stamboek over Vestlandhesten / Fjordhesten.